Nota bene tegenover de uitgang van AH had mijn vrouw een vreemde plant gezien, die nachtschade-achtig was. Die plant blijkt de goudbes (Physalis peruviana) te zijn.
Het is een eetbare plant die tijdens de kerstdagen wel wordt aangeboden bij AH.
Zoals de naam al doet vermoeden komt de plant uit de Andes, maar wordt inmiddels wereldwijd geteeld.
De geslachtsnaam 'Physalis' betekent letterlijk 'waterblaas' en slaat op de opgeblazen kelkbladen.
Die hebben precies dezelfde vorm als van zijn naaste verwant de lampionplant (Physalis alkekengi).
Die opgeblazen kelk schijnt te dienen als middel om door de wind te worden verplaatst.
Hij is eenjarig en behoort inderdaad tot de nachtschadefamilie.
In de verspreidingsatlas van FLORON wordt de plant als vrij zeldzaam en niet ingeburgerd betiteld.
Het is een nieuwe stadsplant voor Breda.
Tijdens een libellenexcursie op 13 augustus bij Wolfslaar zagen we een vreemde zaailing, tussen andere zaailingen van bomen, aan de rand van de beek Molenleij.
De meeste zaailingen waren gewone zwarte els (Alnus glutinosa) en diverse wilgensoorten en kruisingen daarvan (Salix cinerea, S. purpurea, S. aurita, enz.).
Iemand zei dat dit boompje toch wel erg op een els leek en een aanwezige stadsecoloog wist te melden dat in het aanpalende landgoed een zgn. ‘eikbladige els’ had gestaan.
Na wat gezoek in de literatuur voor kwekers blijken er inderdaad een aantal cultivars aan van de zwarte els te zijn die ingesneden blad hebben: Alnus glutinosa ‘Imperialis’ ; A. glutinosa ‘Laciniata’ en A.glutinosa ‘Quercifolia’. Gelet op de bladvorm komt de laatste het meest in aanmerking.
Veel namen van bomen zijn oeroud.
Zo ook die van de els; nog van voor het Indo-Germaans zouden we vroeger zeggen. Nu heet dat proto-Indo-Europees.
Els werd ook geschreven als ‘elis’, ‘else’ en ‘elsine’.
In de laatste schrijfwijze lijkt het al op ‘alnus’, het Latijnse woord voor els.
Beide hebben dezelfde stam en die betekent rood/bruin.
En inderdaad, het elzenhout verkleurt rood na het zagen.
De zwarte els wordt zwart genoemd vanwege zijn donkere zwartgrijze stam.
De Latijnse toevoeging ‘glutinosa’ in zijn wetenschappelijke naam betekent 'kleverig' en is zeer treffend.
De toevoeging voor de cultivar ‘Quercifolia’ betekent ‘eikbladig'’.
De stadsecoloog had dus gelijk, zoals vaak het geval is in Breda.
Kwekers houden ervan afwijkende vormen te cultiveren.
Een afwijking die nogal eens voorkomt is dat het blad van een plant veel dieper dan normaal ingesneden raakt.
Zo kennen we de peterseliebraam, de peterselievlier, en recent dook ook al de zgn. ‘eikbladige els’ op in Breda.
Dat is ook zo een peterselievorm.
Op 25 augustus troffen we verwilderd in Bavel een ‘peterselieazijnboom’ aan die bij kwekers bekend staat als Rhus tyhina 'Dissecta'.
De naam ‘azijnboom’ komt van de zure vruchten.
Het woord ‘rhus’ komt uit het Grieks maar het is niet duidelijk of het woord teruggaat op ‘rheo’ = stromen, dus een saprijke boom; of ‘rhous’ = met looistof.
In ieder geval bevat de bast veel looistof en werd de struik daar vroeger in Amerika voor geteeld.
‘Typhina’ betekent lisdodde, omdat de vrouwelijke bloemen in het begin wel wat weghebben van de pluim van een lisdodde.
‘Dissecta’ betekent heel toepasselijk hier, ‘ingesneden’.
Tot onze verrassing staat de grote leeuwenbek (Antirrhinum majus) die we op 1september vonden in de Dijkstraat nog niet op de lijst van stadsplanten in Breda.
Het is de leeuwenbek die fungeert als tuinplant in allerlei kleuren: wit, rood, paars, roze en geel en alle combinaties.
De plant komt van oorsprong uit het Middellandse-Zeegebied en houdt daar van een stenige omgeving.
De oorspronkelijke kleuren zijn rood-paars.
Het geelwitte exemplaar op de foto is dus een verwilderde cultuurvariëteit.
Verwildering komt wel meer voor in Nederland, maar de plant is vorstgevoelig en inburgering is daarom niet zo waarschijnlijk.
De soortaanduiding ‘majus’ betekent ‘groot’.
De wetenschappelijke geslachtsnaam ‘Antirrhinum’ betekent ‘op een kalfsneus lijkende bloem’.
En inderdaad, die kun je er in zien.
In het Nederlands, Engels, Duits en Frans heet de bloem respectievelijk: leeuwenbek, snapdragon, Löwenmaul, gueule-de-loup.
Die gelijkenis dringt zich pas op als de onderlip naar beneden wordt geklapt.
Dan lijkt de bloem op een
opengesperde dierenmuil en baart het kalf een leeuw.
De damastbloem (Hesperis matronalis) is een oude en zeer geliefde cultuurbloem uit Zuid-Europa.
De welriekende bloemen zijn meestal paars of lila.
Het exemplaar dat we op 24 mei aantroffen heeft de wat zeldzamer voorkomende kleur wit.
Al in de Middeleeuwen is de plant bekend en men roemt deze om de geur die ’s nachts sterker is dan overdag.
Ze wordt daarom ook ‘nachtviool’ genoemd.
Het is een vaste plant die gedijt in halfschaduw, en is ook daarom bruikbaar in een tuin.
De wetenschappelijke geslachtsnaam ‘Hesperis’ betekent ‘avond’.
De soortaanduiding ‘matronalis’ komt van ‘matrone’ ,dat is ‘deftige dame’.
Hier betekent het ‘statig’, ‘voornaam’.
De Nederlandse naam ‘damastbloem’ verwijst naar de stad ‘Damascus’.
Het speuren naar nieuwe stadsplanten levert met regelmaat grensgevallen op. Is deze plant verwilderd, staat hij in het openbaar gebied?
In de opgang naar het voormalige Grand Theater, nu boekhandel, staat aan het eind rechts een verweesde plant.
Dat blijkt Cardamine quinquefolia te zijn, van het zelfde geslacht als de pinksterbloem, maar naaste verwanten van deze soort worden vaak tandveldkers genoemd.
Het is een nieuwe plant als stadsplant voor Nederland, dus ook voor Breda.
Het is van oorsprong een plant uit het Oosten van Europa en de Kaukasus.
De soortaanduiding ‘quinquefolia’ betekent ‘vijfbladig’.
Er bestaat ook een soort Cardamine pentaphyllos.
Ook hier betekent de soortaanduiding ‘vijfbladig’ maar dan in het Grieks. Ach ja.
De geslachtsnaam ‘Cardamine’ komt van de plant kardemom, ook een kruisbloemige met geurige zaden.
Die naam is zeer oud, wellicht Skytisch.
Op dezelfde plaats waar we op 15 mei stijf hardgras (Catapodium rigidum) aantroffen, stond ook klein fakkelgras (Rostraria cristata).
In een gewone straat in Teteringen.
De overeenkomst tussen beide grassen is dat ze beide eenjarig zijn, van droge, stenige omgeving houden, hun grootste verspreiding in het Middellandse Zeegebied hebben en recent oprukken in het stedelijke gebied.
Heeft iemand in Teteringen een schep zand uit Zuid-Frankrijk voor de deur gegooid?
Ook dit gras is een nieuwe stadsplant voor Breda.
De geslachtsnaam ‘Rostraria’ betekent ‘gesnaveld’. De soortaanduiding ‘cristata’ betekent ‘kamdragend’.
De Nederlandse naam verwijst waarschijnlijk naar de cilindervormige aar.
Op 15 mei ontdekten twee mensen van de plantenwerkgroep een merkwaardig gras in Teteringen.
Dat bleek stijf hardgras (Catapodium rigidum) te zijn.
Als je de foto’s beziet snap je dat de Nederlandse naam goed gekozen is.
Het gras is een rode-lijstsoort, die zich overigens wel uitbreidt in steden in Zuidwest Nederland.
Het is een nieuwe soort voor de gemeente Breda.
Het gras houdt van droge stenige plaatsen en is algemeen in het Middellandse-Zeegebied. H
et is een eenjarige plant.
De wetenschappelijke geslachtsnaam ‘Catapodium’ betekent ‘met omlaag gerichte voet’.
De soortaanduiding ‘rigidum’ betekent ‘stijf’.
De schoenlappersplant (Bergenia cordifolia) staat vaak al heel vroeg te bloeien.
Hij is dan ook zeer winterhard en dat komt hem te pas in zijn thuisland Siberië, Mongolië en Noordwest China.
In Bavel kwam hij pas in bloei op 28 april. Er zijn diverse soorten, waarvan in de handel een paar met witte bloemen en enkele met juist meer paarse bloemen.
Zoals te verwachten zijn er ook veel hybriden.
In Breda is de plant op een paar plaatsen verwilderd.
Zijn Nederlandse naam dankt hij aan het feit dat de bladeren een was bevatten, waarmee inderdaad de doffe neus van een schoen weer wat glans krijgt.
De wetenschappelijke geslachtsnaam ‘Bergenia’ is afgeleid van de naam van de Duitse botanist Karl August von Bergen.
De soortaanduiding ‘cordifolia’ betekent ‘hartvormig blad’ en dat klopt ook wel.
Bij sommige planten kun je vrede hebben met de naam, zoals in dit geval doorwaskervel (Smyrnium perfoliatum).
Een tiental planten in groenstrook van de Heerbaan de trok de aandacht door de opvallend geelgroene kleur.
Na wat gepuzzel en hulp van collega’s blijkt het doorwaskervel.
Het is een tweejarige plant afkomstig uit het Middellandse-Zeegebied en behoort tot de schermbloemige.
Hij wordt gebruikt als keukenkruid, waarvan geschreven staat dat de blaadjes smaken naar selderie, maar daar ben ik het niet mee eens. Meer kervel, komijn-achtig.
De plant is tamelijk zeldzaam, maar inburgerend in Nederland en nieuw voor Breda.
De geslachtsnaam ‘Smyrnium’ betekent ‘sterk geurend’ en ‘perfoliatum’ betekent ‘met doorboord blad’.
Dat lijkt inderdaad zo, maar het blad is ferm ‘stengelomvattend’.
De Nederlandse term ‘doorwas’ verwijst ook naar dit kenmerk.
‘Kervel’ is afkomstig uit het Grieks en betekent van oorsprong ‘vreugdebrengend blad’ vanwege de geur.
Het stadsmilieu kent relatief veel zoutminnende planten.
Zoutliefde moet u niet al te letterlijk nemen, zouttolerant is wellicht een betere term.
Omdat in de stad relatief veel pekel wordt gestrooid, hebben zulke planten een voordeel ten opzichte van andere planten.
Pas verleden jaar is in ons blikveld het plantje zeeviolier (Malcolmia maritima) gekomen dat wij sterk verdenken van zoutgewenning.
Op 8 april 2016 werd het op een andere plek, omgeving Haagdijk, tamelijk massaal aangetroffen.
De plant is maar klein, hoogstens 5 cm hoog, maar heeft een relatief grote en opvallend gekleurde bloem waardoor hij toch opvalt.
Hij is afkomstig uit Griekenland en Albanië, waar hij aan de kust voorkomt en op zandige plaatsen.
Het is een eenjarig plant en hij moet dus steeds opnieuw uit zaad opslaan.
Dat lukt daar blijkbaar.
Hij is ook in de handel verkrijgbaar en zelfs al in een paar staten in Amerika ingeburgerd.
De geslachtsnaam ‘Malcolmia’ is afkomstig van W. Malcolm (rond 1800) kweker uit Engeland.
De soortaanduiding ‘maritima’ betekent ‘zee’.
Aan de Loevestijnstraat stond op 16 maart een kleine kers te bloeien, middenin een oude elzenhakhoutopstand.
Kersen behoren tot het geslacht Prunus, waartoe ook de vogelkers en de pruim, sleedoorn en Japanse kers behoort.
Die laatste wordt bezongen in een beroemd gedicht:
De prunus
Onverwacht en plotseling
stond de prunus deze morgen
weer met tak en stam verborgen
in een wolk van bloeseming,
die zo blank, zo smetloos zuiver straald'en met de wind bewoog,
dat door mij een stille huiver van verraste vreugde vloog.
Want nog enkel zwart en strak,
niet gereed nog tot ontluiken,
wist ik in geboomt'en struiken
ieder twijgje, elke tak;
slechts de kruin van d'oude steile statige kastanjestam
brandde, met doorzichtig ijle glanzend groene vlam bij vlam.
En nu plots, in deze nacht, is de prunus weer ontloken,
overdadig uitgebroken tot een eindeloze pracht.
- O, ik wist dat het zou komen, dit onstuimige festijn,
maar ik had niet durven dromen, dat het zo volmaakt zou zijn!
Garmt Stuiveling.
--------------------
Er zijn vele, vele soorten Japanse kersen en veel kruisingen.
De kers aan de Loevestijnstraat lijkt een zaailing en is een nieuwe stadsplant voor Breda.
Op het forum van Waarneming hebben zich diverse personen over de kers in kwestie gebogen en de voorlopige uitslag is Prunus x incamp 'Okame'.
Later meer over de definitieve uitslag.
Op 3 maart stonden in de berm aan de Vennekens in Bavel twee soorten narcissen te bloeien.
Het lijkt wel of er rond en in Breda steeds meer narcissen verwilderen.
Vooral de betrekkelijk nieuwe soort 'Tête-à-Tête' (Narcissus cyclamineus) neemt sterk toe.
Ernaast stond de ouderwetse gewone gele trompetnarcis (Narcissus pseudonarcissus subsp. major).
De wetenschappelijke namen geven in dit geval een omgeving aan waarin u de soort kunt plaatsen.
Kwekers kruisen veel en graag en zorgen ervoor dat veel cultuurgewassen niet meer exact op naam gebracht kunnen worden.
Dat onderling kruisen gebeurt overigens ook in het ‘wild’ bij bijvoorbeeld wilgen en daar is een soort benoemen eigenlijk ook niet mogelijk.
De wetenschappelijke geslachtsnaam ‘Narcissus’ komt inderdaad van de godenzoon Narkissos, die in een bloem werd veranderd.
De soortaanduiding ‘cyclamineus’ betekent ‘op een cyclame lijkend’.
De soortaanduiding ‘pseudonarcissus’, betekent ‘namaaknarcis’.
De oorspronkelijke narcis is de dichtersnarcis.
Omdat het altijd leuk is een nieuwe plant voor Breda te vinden, keken we dit voorjaar al een tijdje uit naar ongewone sneeuwklokjes in het openbaar gebied.
Die worden elders nogal eens gevonden, maar in het Zuiden schaars.
Op 24 februari in de wijk IJpelaar viel het oog op sneeuwklokjes met breed groen blad. Bingo!
Anvankelijk is dit sneeuwklokje het glanzend sneeuwklokje (Galanthus ikaria) genoemd. Zo wordt het in de handel ook vaak aangeboden.
De correcte wetenschappelijke naam is Galanthus woronowii. Dit plantje is afkomstig uit Zuid-Kaukasus en Noord-Turkije.
De geslachtsnaam 'Galanthus' betekent 'melkwitte bloem'. De soortaanduiding 'woronowii' is een verwijzing naar Yury Nikolaevitch Voronov (1874 - 1931) een Russische botanist, gespecialiseerd in de flora van de Kaukasus.
Blauwe druifjes kennen we allemaal.
Maar, voor de meesten onopgemerkt, is het ‘gewone’ blauwe druifjes (Muscari botryoides) in Breda, en elders waarschijnlijk ook, uit het straatbeeld aan het verdwijnen.
Daarvoor in de plaats is gekomen de langbladige druifhyacint (Muscari armeniacum).
Omdat de handel al enige tijd geleden vooral deze zeer gelijkende, maar andere soort, de langbladige druifhyacint, is gaan aanbieden, komt deze soort nu meer voor dan blauwe druifjes.
De belangrijkst verschillen zijn dat bij de langbladige, de bladen liggen en veel langer zijn dan de steel en de bloemen omgekeerd eirond zijn en niet bolrond.
Die lange bladen blijf je ook in de winter zien.
De geslachtsnaam ‘Muscari’ betekent ‘muskus’ naar de geur die sommige soorten druifhyacinten verspreiden.
De soortaanduiding ‘botryoides’ betekent ‘druifachtig naar kleur en vorm van tros en bloem.
De soortaanduiding ‘armeniacum’ betekent ‘uit Armenië’.
Alleen in het vroege voorjaar valt op dat de rode ribes (Ribes sanguineum) nogal eens verwilderd in struwelen voorkomt.
Zo ook aan het Kerkepad in Bavel op 15 februari.
De struik komt van oorsprong uit Noord-Amerika.
Het exemplaar op de foto is nogal licht van kleur, meestal zijn de bloemen roder.
Een heel enkele keer bijna wit.
De geslachtsnaam ‘ribes’ komt van het Arabische ‘rivas’ dat ‘zuring’ betekent.
Toen de Arabieren rond 700 bij hun verovering van Spanje hun ‘rivas’ niet aantroffen, ging de naam over naar de kruisbes, die daar wel groeide en ook zuur smaakte.
Vervolgens werd ‘ribes’ de naam voor de hele groep bessenstruiken.
De soortaanduiding ‘sanguineum’ betekent ‘bloedrood’.
Op 21 mei 2015 zagen we op het Gijzenpad een flink exemplaar middelste duivenkervel (Fumaria muralis) staan.
Het is een akkeronkruid dat een schaarse verschijning geworden is.
Zoals veel akkeronkruiden is het eenjarig. Het behoort tot de papaverfamilie.
Daarbij moet u in dit geval niet direct denken aan de klaproos, maar aan de verschillende soorten helmbloemen, want daar lijkt duivenkervel op.
Van oudsher is er medisch gebruik van duivenkervel als bloedzuiverend middel en voor huidklachten.
Tegenwoordig niet meer, ook al omdat de plant giftige stoffen bevat die schadelijk zijn bij te hoge doses.
De Nederlandse naam ‘duivenkervel’ vindt zijn verklaring in de gelijkenis van het blad met kervel en de voorkeur van duiven voor de plant.
De wetenschappelijke geslachtsnaam ‘fumaria’ betekent ‘rook’.
De meest aannemelijke verklaring daarvoor is dat men meende dat de plant ontstond uit dampen die uit de aarde ontstegen.
Dit zou ook metaforisch kunnen worden opgevat, en dan is het een dichterlijke naamgeving.
De soortaanduiding ‘muralis’ betekent ‘muur’.
Traditioneel wordt de winterakoniet (Eranthis hyemalis) de vroegste voorjaarsbode genoemd.
Met de zachte winters van de laatste jaren begint de boel wat op zijn kop te staan.
Wie de resultaten van de laatste Eindejaars Plantenjacht bekijkt (zie de site van FLORON), gelooft zijn ogen niet. Er werden maar liefst 735 bloeiende soorten geteld begin januari.
Toch waren wij blij verrast op 28 januari in Bavel langs het Kerkpad en mooi toefje winterakoniet te zien.
Van oorsprong komt de plant uit de Balkan en Zuid-Europa.
Bij ons is het een stinsenplant die in Brabant niet veel verwilderd voorkomt. Ook voor Breda is dit een nieuwe stadsplant.
De geslachtsnaam ‘Eranthis’ betekent ‘lentebloem’. De soortaanduiding ‘hyemalis’ betekent ‘winter’.
Ook in de wetenschappelijke naam klinkt de faam als lentebode.
Het Nederlandse ‘akoniet’ komt uit het Grieks, zoveel is zeker.
Buitenlandse bronnen houden erop dat het ‘rots’ betekent.
Op initiatief van FLORON, de Nederlandse vereniging van botanisten, is voor de tweede maal de Eindejaars Plantenjacht gehouden.
Op de Geluidswal bij Bavel is een wandeling gehouden en daar zijn op 2 januari 48 planten geteld.
Gemiddeld zijn er per plek 16 soorten geteld, dus de Bredase score is niet slecht.
Voor meer informatie over de resultaten: zie de FLORON Nieuwsbrief van 15 januari 2016 op internet.
Een bijzondere soort in Bavel was het muskuskaasjeskruid (Malva moschata) in bloei.
De plant is normaal in september uitgebloeid, maar dit jaar dus daar nog wat langer.
Het is een vaste plant, hoewel sommigen hem tweejarig noemen of andersom.
Maar dat gebeurt wel meer.
Veel tweejarigen gaan gewoon door en veel vaste planten hebben soms een kort leven.
Muskuskaasjeskruid is oorspronkelijk Europees, maar wel wat zuidelijker dan Nederland.
De plant is ingeburgerd en waardevol voor insecten.
De wetenschappelijke geslachtsnaam ‘Malva’ betekent ‘week’, ‘zacht’ en slaat op de slijmrijkdom van de plant.
De soortaanduiding ‘moschata’ betekent ‘naar muskus ruikend’, dit vanwege de, overigens zwakke, geur van de bloem.
De Nederlandse geslachtsnaam ‘kaasjeskruid’ heeft betrekking op de vorm van de vruchtjes die op Edammer kaasjes lijken.
Op 1 januari 2016 waren we aan het voorwandelen voor de Eindejaars Plantenjacht op de geluidswal te Bavel.
Onderaan ter hoogte van de straat Stippelvaren zagen we een bloeiende plant die we duiden als beemdkroon (Knautia arvensis).
Er bleef iets knagen van binnen en thuis, bij vergelijking van de foto van de plant met plaatje en tekst in flora’s, viel het kwartje: bergknautia (Knautia dipsacifolia).
De bovenste bladeren van deze plant zijn ongedeeld.
De geslachtsnaam ‘Knautia’ komt van Christian Knaut (1654 – 1716) lijfarts en botanicus.
De soortaanduiding ‘arvensis’, betekent ‘veld’; ‘dipsacifolia’ betekent ‘met blad als de kaardebol’.
En zo geschiedde het, dat op de eerste dag van jaar 2016, de eerste nieuwe plant 2016 voor Breda is gevonden.