Wilgenroosje

Wilgenroosje
Chamerion angustifolium
Teunisbloemfamilie
------------------------------------------------------------
Wilgenroosje is een inheemse plant maar kwam tot in de 19e eeuw slechts spaarzaam voor. Toen de aanleg van spoorwegen en industrieterreinen op gang kwam, breidde het zich in snel tempo uit. De vele zandtransporten door het land die hiervoor nodig waren, zorgden voor de verspreiding van het wilgenroosje terwijl er tevens een geschikt vestigingsmilieu ontstond, bijvoorbeeld langs spoorlijnen. Vandaar trok het de stad in.

Wilgenroosje is met zijn paars-roze bloemen een opvallende verschijning. Bovendien steekt hij met zijn lengte overal boven uit.
Op plaatsen in de stad waar de plant massaal voorkomt, zoals op sloop- en afbraakterreinen, fleurt de vaak desolate omgeving er helemaal van op. Wilgenroosje is een echte pionier, het heeft die open, lichte plekken nodig om te kunnen kiemen. Eenmaal aanwezig, laat het zich niet zo gemakkelijk verdringen omdat het wortelstelsel metersbreed uitgroeit. Op die wortels ontwikkelen zich ove

winteringsknoppen die in het voorjaar tot nieuwe planten uitgroeien. Grote groepen planten kunnen zo van één wortelstelsel afkomstig zijn.
De bloemen van een tros komen van onder naar boven in bloei. Zij bevatten veel nectar.
Honingbijen en hommels werken de bloemen van onder tot boven af. Aan de onderste bloemen besteden ze de meeste tijd want ze zijn het rijkst aan nectar. Die krijgen zo het meeste stuifmeel, verzameld bij een bloem van de voorgaande tros. De kruisbestuiving die daarmee tot stand komt, is nodig voor de productie van zaad. Zonder bestuiving door insecten komt er weinig of geen zaadzetting tot stand. De zaden kunnen zich door hun pluim over grote afstanden verspreiden, op zoek naar geschikte plekken. In de Tweede Wereldoorlog kleurden wilgenroosjes massaal de puinhopen van veel verwoeste steden.

In de alternatieve keuken en in de kruidengeneeskunde speelt het wilgenroosje geen grote rol.
In de Middeleeuwen werd de plant wel aangewend bij kinkhoest en als wondkruid. In tijden van voedseltekorten werden de wortels wel gegeten zoals schorseneren en de jonge scheuten als asperges. Thee, gezet van de bladeren, zou helpen bij astma. 

De soortaanduiding ‘angustifolium’ betekent smalbladig. De geslachtsnaam ‘Chamerion’ komt van ‘chamai’ ‘laag’ en ‘nerium’ dat oleander betekent. De bloemen lijken inderdaad sterk op die van oleander.
Zijn Nederlandse naam kreeg de plant door de gelijkenis van de bladeren met die van de wilg. ‘Roosje’ is een aanduiding voor ‘rode bloemen’.

Bloem 2-3 cm in doorsnee, paarsroze, met vier kroonbladen en vier kelkbladen. De bloemen staan in een lange aarvormige tros. Zie foto 1 en 2.
Hoogte 0,30– 1.50 m.
Bloeitijd Juli – september.
Blad Lijn-lancetvormig, Zie foto 3. De onderzijde lichter gekleurd.
Stengel Geheel bebladerd, onbehaard.
Vruchten Zaaddozen met vier kleppen, die van boven openspringen. De zaden hebben pluis voor windverspreiding.
Overig Overblijvende plant.
Standplaats Open, zandige bodem.
In Breda Op braakliggende terreinen.
Vergelijk Lijkt enigszins op harig wilgenroosje (Epibolium hirsutum) maar daar staan de bloemen niet in een tros.

 

Een samenwerking van IVN Mark&Donge en KNNV Breda