Straatgras is het meest algemene gras. Je kunt het overal tegenkomen, maar vooral op vastgelopen grond langs wegkanten en in straten tussen stenen en tegels. Het geeft de voorkeur aan stikstof-houdende, licht vochtige grond en het gras is heel goed bestand tegen betreding. Dit verklaart de Nederlandse naam ‘straatgras’.
De Latijnse naam betekent ‘eenjarig gras’, dat wil zeggen dat straatgras in hetzelfde jaar ontkiemd, bloeit en zich uitzaait. Individuele planten doen dat in enkele weken: de polletjes kunnen snel in bloei komen omdat ze op elk moment van het jaar zaad kunnen vormen. Je kunt dus het hele jaar door straatgras in bloei aantreffen. Omdat er zoveel zaad is krijgt het telkens weer de kans om op open plekken te gaan groeien.
Het straatgras wordt niet hoog, op zijn hoogst 25-30 cm, maar het is meestal veel kleiner.
Grassen, en grasachtigen, zijn anders dan de overige kruidachtige bloemplanten. Waar onderscheiden ze zich in?
Grassen zijn planten met buisvormige stengels. De stengels, de halmen, hebben duidelijke knopen. De smalle, lange bladeren hebben geen steel en staan in twee elkaar afwisselende rijen langs de stengel. Het blad zit bij een knoop aan de stengel vast. Eénjarige grassen, zoals het straatgras, vormen polletjes met meerdere stengels. De wortels komen niet diep.
Een ander kenmerk is de bloeiwijze in de vorm van een aartje, dat bestaat uit een as met één of meerdere bloemen. Grassen hebben een losse aar, of een pluim met aren.
De bloeiwijze van straatgras is een pluim. De takken ervan staan meestal horizontaal of zijn naar beneden gericht. De bloemen zijn heel klein, de lengte van het aartje is kleiner dan 5 mm.
De grassenfamilie is voor mens en dier heel belangrijk. De bladen zijn voedsel voor veel grazende dieren en voor insecten. De vruchten van grasachtige cultuurgewassen, de granen, zijn van groot belang voor het voedsel van de mens. Ook vertegenwoordigen grassen belangrijke gebruiksgewassen zoals Riet en Helm.
Aan dit straatgras heb je niet veel. Je wilt het liever niet in je gazon hebben, omdat het nogal grof is en oppervlakkig wortelt. Bij droogte wordt het dus gauw geel. Bovendien is het met zijn lichtgroene kleur veel lichter van kleur dan andere grassoorten in het gazon. Het wordt ook door het vee nauwelijks gegeten en de opbrengst is niet groot.