Sint-janskruid

Sint-janskruid
Hypericum perforatum
Hertshooifamilie
---------------------------------------------------------------
Het sint-janskruid houdt van droge, zonnige plaatsen. Het is dus te vinden langs spoorwegen, tussen plaveisel en braakliggende terreinen. Het is ook een echte begeleider van verkeerswegen geworden en groeit overal in de middenberm. Eenmaal gevestigd laat het zich niet makkelijk meer verdrijven, omdat het zich ook vermeerdert via wortelknoppen.

Sint-janskruid is een middelhoge, sterk vertakte zomerbloeier. De goudgele bloemen staan omstreeks Sint Jan, 24 juni, in bloei. De bloemen zijn tamelijk groot en staan in losse tuilen. De toegespitste groene kelkbladen zijn bezaaid zijn met zwartrode kliertjes. In het midden van de bloem staan talrijke meeldraden in een bundel. De taaie, harde stengel heeft twee lijsten. De blaadjes zijn bijzonder: als je tegen het licht houdt zie je er allemaal doorzichtige puntjes in. Vandaar de soortaanduiding ‘perforatum’. Dit betekent ‘doorboord’. De geslachtsnaam ‘Hypericum’ betekent ‘tussen heide groeiend’.
De plant behoort tot een aparte, in Nederland kleine familie, die ‘hertshooi’ heet. De familienaam ‘hertshooi’ heeft niets met herten te maken, maar met ‘hard’. De harde stengels waren niet geschikt om er hooi van te maken.

Van oorsprong was 24 juni voor de Germanen een grote feestdag, namelijk het midzomerfeest. Jonge vrouwen dansten dan om het midzomervuur met de bloemen van deze plant in het haar.
Als onderdeel van de kerstening werden een deel van deze gebruiken overgenomen, zoals het versieren van het altaar met deze bloemen. Het midzomerfeest werd het feest van Johannes de Doper en het midzomerkruid werd sint-janskruid. De naam ‘sint-janskruid’ of ‘sint-jansblommen’ werd overigens in diverse streken aan tal van andere bloemen gegeven die eind juni bloeien.
Als men in de ongeopende bloemknop knijpt komt er bloedrood sap uit. Dit gegeven heeft zowel bij de Germanen als bij de christenen tot talloze legenden geleid. Het was het bloed van de god Balder, van Odin, van Christus. Onder invloed van deze krachtige positieve toewijzingen, werd de plant zelf ook een middel tegen het kwade. Hij wordt dan ook ‘jaag-den-duivel’ genoemd.
De bekendste medicinale toepassing is wel in de sint-jansolie. Deze wordt gemaakt van de bloemen. Die doet men in een pot en vult die dan op met zonnebloemolie of olijfolie. De pot zet men een week of wat in de zon en dan wordt de gewone olie purperrood van de etherische olie uit de bloem. Sint-jansolie werkt helend bij huidwonden, is ontsteking werend en verzachtend en dus vooral bij brandwonden probaat.
Met de bloeiende toppen kan men stoffen oranje tot geel kleuren. Met verfstof gemaakt uit de gehele plant verkrijgt men een citroengeel resultaat.
Dit veelzijdige wonderkruid werd en wordt in Breda aangewend om er `olie van hypericum` van te maken.

Bloem Kelkbladen 5, geleidelijk toegespitst. Kroonbladen 5, goudgeel met zwarte puntjes aan de rand. 15 meeldraden of meer, in 3 bundels. Zie foto 2.
Hoogte 0,20 – 0,80 m.
Bloeitijd Juni – september.
Blad Ongesteeld, tegenoverstaand met talrijke doorzichtige puntjes en zwarte puntjes. Gaafrandig. Zie foto 3.
Stengel Stevig, met over de lengte 2 smalle lijsten. Stengel aan de voet iets verhout.
Vruchten Een 3-hokkige doosvrucht. Zie foto 4.
Overig Vaste plant.
Standplaats Droge grond, zowel voedselrijk als schraal. Langs wegen en spoorwegen en langs struikgewas.
In Breda Bermen, overhoekjes en massaal op verlaten industrieterreinen.
Vergelijk In de stad niet te verwarren met andere planten.

 

Een samenwerking van IVN Mark&Donge en KNNV Breda