Rode schijnspurrie
Spergularia rubra
Anjerfamilie
------------------------------------------------------------
Schijnspurrie is een kleine plant die opvalt door de roze bloempjes die op ietwat verwaarloosde plaatsen in de stad het kopje opsteken. Als er plaats voor is, spreidt het zijn stengels stervormig uit. Is dat niet het geval, dan staan de stengels rechtop.
Schijnspurrie heeft een voorkeur voor grond die door belopen en berijden verdicht is geraakt. De stedelijke omgeving is dus een ideale vestigingsplaats en dan vooral in Zuid- en Oost- Nederland. Dat houdt verband met de grondsoort: kalkarm zand.
De naam schijnspurrie doet vermoeden dat er ook echte spurrie bestaat. Dat is inderdaad het geval. Spergula arvensis is een oeroud inheems landbouwgewas dat in de prehistorie door mens en dier werd gegeten. Spurriezaad, gevonden bij opgravingen uit de IJzertijd, bleek nog steeds te kunnen kiemen. De echte spurrie diende in de Middeleeuwen, net als melganzenvoet (Chenopodium album) als aanvulling op het voedsel als de voorraden opraakten en de nieuwe oogst nog even op zich liet wachten. Als voedsel voor mens en dier speelt het nu geen rol meer maar wel als onkruid op mais- en aardappelakkers in de zandstreken. Ook in de stedelijke omgeving komt het voor.
Door de bladvorm is echte spurrie te onderscheiden van schijnspurrie. De blaadjes van echte spurrie lijken in een krans te staan maar bij nadere beschouwing is dat niet een echte krans maar staan de blaadjes in twee groepen, elk aan een kant van de stengel. Bij schijnspurrie is het duidelijk: de blaadjes staan tegenover elkaar; hier is geen sprake van een schijnkrans van blaadjes.
In het Deltagebied en op de Waddeneilanden komt de zilte schijnspurrie (Spergularia salina) voor. Door het pekelen van wegen in de winter ontstaat er ook in de steden een geschikt milieu voor deze plant.
De wetenschappelijk naam ‘Spergularia’ betekent ‘op spurrie gelijkend’. Die naam is waarschijnlijk afgeleid van het Germaanse woord ‘spurrie’ dat verwant is aan ‘spoor’ en verwijst naar de puntige blaadjes. De soortaanduiding ‘rubra’ betekent ‘rood’.
Bloem | Klein, paars-roze, met tien of minder meeldraden. Kelkbladeren met vliezige rand. Bloemen openen zich alleen in de zon. |
Hoogte | 0,05 – 0,20 m. |
Bloeitijd | Mei-oktober. |
Blad | De drie deelblaadjes zijn ovaal tot langwerpig, ongeveer 3 cm lang en hebben een karakteristieke V-vormige lichte vlek. aan de voet Tegenover elkaar staand, lijnvormig met een stekelpunt. Steunblaadjes tot een schubje vergroeid. |
Stengel | Liggend. Kleine planten staan rechtop. |
Vruchten | Donkerbruine zaden. |
Overig | Eenjarig. |
Standplaats | Kalkarme, stenige grond |
In Breda | Op plekken met kort gras, bijvoorbeeld op het Chasséveld en op parkeerplaatsen. |
Vergelijk | Lijkt op zilte schijnspurrie (Spergularia salina). Deze kwam vroeger hier niet voor maar rukt nu op door het pekelen van wegen. Plant is kleiner en heeft minder meeldraden. |