Pitrus

Pitrus
Juncus effusus
Russenfamilie
---------------------------------------------------------------
Met de ontwikkeling van nieuwe stadswijken is de pitrus veel meer dan vroeger een stadsplant geworden. Waar in of bij nieuwe woonwijken ‘nieuwe natuur’ wordt aangelegd, verandert iedere vochtige, kalkarme plek in een pitrusvlakte. Dat komt omdat de plant zich niet alleen uitbreidt met wortelstokken die sterk vertakt zijn maar ook een enorme zaadproductie heeft. De dichte cirkelvormige pollen kunnen wel 1,5 meter hoog worden. In hun schaduw kunnen andere planten zich niet handhaven. De zaadjes hebben kleine borstelhaartjes waarmee ze door vogels verspreid kunnen worden. Zo verdringt pitrus in korte tijd alle andere begroeiing.

Pitrus is de schrik van natuurontwikkelaars in Nederland en ook Brabant. Steeds meer landbouwgrond komt beschikbaar voor ecologisch herstel. Maar een weiland dat jarenlang bemest is geweest en waar de sloten niet meer worden onderhouden, wordt steeds natter en verandert in een pitrusveld. Typisch een teken dat het biotoop uit zijn evenwicht is gebracht.
Menige terreinbeheerder heeft het beoogde bloemrijke weiland zien veranderen in een monocultuur van pitrus dat weinig ecologische waarde heeft. Enkele keren per jaar maaien heeft weinig effect, evenals het laten begrazen van het terrein. De grazers eten eerst alle andere soorten voor ze aan de pitrus beginnen. Dat is de reden dat tegenwoordig nieuwe terreinen worden afgeplagd.

Biezenknoppen (Juncus conglomeratus) lijken sprekend op pitrus, maar is niet zo opdringerig en is voor de natuurontwikkelaar een positief teken: de grond is niet te rijk. Omdat pitrus en biezenknoppen kruisen en vruchtbare nakomelingen krijgen, is het soms lastig uit te maken welke soort het betreft.

De geslachtsnaam ´Juncus´ betekent ´binden´. Russen werden gebruikt voor vlechtwerk. Tot in de 20e eeuw werd pitrus in de omgeving van Kampen en Zwolle gekweekt of in het wild verzameld om er vloermatten van te vlechten. Ook biezenknoppen werden daarvoor gebruikt. De mattenindustrie bestaat nog steeds maar nu bestaat het vlechtmateriaal uit mattenbies, een plant uit de Cypergrassenfamilie.
De soortaanduiding ´effusus’ betekent ‘wijd uitgespreid’ en verwijst naar de bloeiwijze, die hier in tegenstelling staat tot die van de biezenknoppen waarvan de soortaanduiding ‘conglomeratus’ betekent dat is ‘dicht op elkaar’.
Het woord ´rus´ komt van ´restis´ dat ´touw´ betekent. Het deel ‘pit’ in de naam verwijst naar het gebruik van het merg als pit voor een olielamp.
In de Baronie worden russen in de streektaal altijd biezen genoemd.

Bloem Bloeiwijze los, de bloemen zijn olijfgroen, na rijping heeft de bloeiwijze een bruine kleur.
Hoogte 0,20 – 1.00 m.
Bloeitijd Mei – juni.
Blad Amper aanwezig, onderaan, bruin.
Stengel Heldergroen, glanzend, glad. Bevat wit sponzig merg.
Vruchten Doosvrucht met veel zaden.
Overig Vaste plant met sterk vertakte wortelstok.
Standplaats Natte, zure grond aan waterkanten, graslanden.
In Breda Langs de singels, braakliggende natte terreinen.
Vergelijk Biezenknoppen (Juncus conglomeratus): stengel dofgroen, de bloeiwijze niet los maar tot een kluwen ineengedrongen.

 

Een samenwerking van IVN Mark&Donge en KNNV Breda