Knoopkruid
Centaurea jacea
Composietenfamilie
---------------------------------------------------------------
Knoopkruid komt in een groot aantal vormen voor, met of zonder randbloemen, soms hoog, soms laag en met wisselende bladvormen. Plantkundigen zijn eindeloos bezig geweest om de verschillende soorten van elkaar te onderscheiden. Dat is niet echt gelukt en daar is een interessante verklaring voor. Het ‘oer’knoopkruid komt voor in relatief natuurlijke biotopen en heeft twintig chromosomen. Door steeds verdergaande ontginningen kregen deze knoopkruiden de kans zich sterk uit te breiden maar ook zich met elkaar te vermengen. De bastaarden hadden vaak veertig chromosomen en gingen zich als nieuwe soort voortplanten. Zij namen met minder genoegen waar het hun standplaats betrof en zo raakten ze in de meerderheid. Binnen deze ‘veertigers’-planten zijn de variaties in verschijningsvorm groot. Op het oog zijn ze niet te onderscheiden van planten met twintig chromosomen. Aanvankelijk werd er nog een onderscheid gemaakt tussen echt knoopkruid en zwart knoopkruid. Later bleek op basis van chromosoomonderzoek dat onder beide soorten twintigers en veertigers voorkomen. De flora van Heukels maakt het onderscheid dan ook niet meer en gaat uit van één grote soort: knoopkruid.
Insecten trekken zich niets aan van de verschillende verschijningsvormen van knoopkruid. Er zijn maar weinig planten waarvan de bloemen zo in trek zijn bij allerlei boorvliegen, galwespen, snuitkevers en ander klein gespuis. Hun rupsjes leven in de bloemhoofdjes en vreten die helemaal leeg.
De geslachtsnaam ‘Centaurea’ is afkomstig van de Griekse centaur Chiron die met het sap van een centaurea-soort werd genezen. De soortaanduiding ‘jacea’ betekent ‘liggend’, en zou kunnen duiden op de wortelende stengeluitlopers. De plant heeft zeker geen liggende groeiwijze.
Voor de Nederlandse naam ‘knoopkruid’ bestaat geen verklaring.
Knoopkruid is een plant van graslandvegetaties. In de stenige stad zul je het niet gauw aantreffen.
Het maakt wel vaak deel uit van zaadmengsels waar wegbermen mee worden ingezaaid. Een mooi voorbeeld is de geluidswal langs Nieuw Wolfslaar. Hier staat de ‘wambuisknoop’ zoals de plant in Breda genoemd werd, ’s zomers uitbundig mooi te wezen.
Bloem | Alleenstaand 2-6 cm groot, bolvormig hoofdje, roodpaars, soms met stralende randbloemen. Omwindselbladen met een bruinvliezig, duidelijk afgescheiden aanhangsel. Zie foto 2 en 4. |
Hoogte | 0,20 – 1,20 m. |
Bloeitijd | Juni – oktober. |
Blad | Kaal, ongedeeld, gaafrandig tot bochtig veerspletig. Lang en smal. Zie foto 3. |
Stengel | Rond en dun maar onder de hoofdjes verdikt. |
Vruchten | Nootjes met of zonder vruchtpluis. |
Overig | Wortelstok, plant zich ook voort door wortelende stengeluitlopers. |
Standplaats | Vochtige, grazige grond. |
In Breda | Geluidswal Nieuw Wolfslaar, bermen Claudius Prinsenlaan, langs de Weerijs. |
Vergelijk | Lijkt op gewone klit (Arctium minus). Die heeft echter geen bruinvliezige omwindselbladen, maar lange haakvormig gekromde omwindselbladeren die boven de bloemen uitsteken. Het blad is breed hartvormig. |