Gewone vogelmelk

Gewone vogelmelk
Ornithogalum umbellatum
Aspergefamilie
------------------------------------------------------------
De bladeren zijn grasachtig  en de bloemknoppen groen – de gewone vogelmelk is een vrijwel onzichtbare plant, tot plotseling op een zonnige lenteochtend een scherm van schitterende, witte sterren zich ontvouwt. Zie foto 1.

De bloemen van vogelmelk zijn zeer gevoelig voor licht en warmte. Op gure, donkere voorjaarsdagen gaan ze niet eens open. Maar ook bij mooi weer gaan de bloemen 's middags al weer dicht als het wat koeler wordt. Hij wordt daarom wel ‘achturenbloem’ genoemd. In het Frans echter, wordt hij ‘dame d’onze heures’ genoemd – de nuffige dame, die pas om elf uur opstaat. Maar de mooiste naam komt uit Breda: ‘klijsterbloem’, dat glinsterbloem betekent.

De bloeiwijze is een losse tros, die lijkt op een scherm omdat de onderste bloemen langere stelen hebben dan de bovenste. Zo vangt elke bloem zoveel mogelijk zonlicht.
Vogelmelk vermenigvuldigt zich door broedbolletjes te vormen. Er wordt ook wel rijp zaad geproduceerd, maar dat kiemt slecht en jonge plantjes sterven snel af. Dit kan er op duiden, dat de plant hier niet van nature thuis hoort. De broedbolletjes worden door water, mieren en muizen verspreid. Vogelmelk begeeft zich graag op een hellend vlak, zoals taluds, dijken en bermen, want dat bevordert de verspreiding van de bolletjes.

Of we deze plant als een stinzenplant of als een inheemse plant moeten beschouwen, is onzeker. Zeker is wel dat vogelmelk al eeuwen geleden als sierplant op landgoederen, in tuinen en parken werd aangeplant. Hij komt in heel Europa en West-Azië voor. In de Bollenstreek was men bijzonder gebrand op deze plant omdat hij zich niet liet wegspuiten met gif en de bollen heel diep zaten en dus met het rooien vaak tussen de bloembollen terecht kwamen waar ze moeilijk van te onderscheiden waren.
Gewone vogelmelk groeit meestal tussen grassen, op lichte, niet al te dicht begroeide plaatsen in bermen, onder struiken, in open grasland en in beekdalen.

Vogelmelk werd tot voor kort tot de leliefamilie gerekend, maar is recentelijk met een aantal andere soorten als asperge, dalkruid en salomonszegel in een aparte groep ondergebracht: de aspergefamilie. De vertegenwoordigers in Nederland van zowel de leliefamilie als de aspergefamilie zijn allemaal overblijvende planten. Ze slaan reservevoedsel op, in een bol of wortelstok waarmee ze winter en zomer kunnen overleven. Deze familie kent geen kelk- en kroonbladen, maar een eenkleurig bloemdek, van tweemaal drie bladen.

De naam vogelmelk is de letterlijke vertaling van de wetenschappelijke geslachtsnaam ‘Ornithogalum’. Deze is raadselachtig volgens de meeste boeken. We wagen daarom zelf een poging. Volgens een Franse bron is de naam gegeven door Dioscorides, een Griekse arts en botanist, 90 n.Chr. gestorven. ‘Vogel’ zou dan meer specifiek een kip zijn. ‘Melk’ heeft betrekking op het witte bloemdek. De betekenis zou dan kunnen zijn: ‘kippenwit’. Een plant met witte bloemen die door kippen wordt gegeten.
De soortaanduiding ‘umbellatum’ slaat op de bloeiwijze: schermvormig.

Bloem Tot 5 cm ø, zes gepunte witte bloemdekbladen, met een brede, groene streep op de achterzijde. zes meeldraden met gele helmknoppen. Zie foto 2 en 3.
Hoogte 0,15 – 0,25 m.
Bloeitijd Mei – juni.
Blad Lijnvormig, vlezig met witte middenstreep, lijkt op krokusblad. Grondstandig, als graspol.
Stengel Rond, onbehaard, onbebladerd
Vruchten Eivormige doosvrucht met zwarte zaden.
Overig Overblijvende plant, d.m.v. bollen, die ca. 3 cm groot zijn.
Standplaats In bermen, langs dijken, onder struiken.
In Breda Langs de singels, in plantsoenen.
Vergelijk Knikkende vogelmelk (Ornithogalum nutans). Deze heeft een lange tros met hangende bloemen.

 

Een samenwerking van IVN Mark&Donge en KNNV Breda