Fraaie vrouwenmantel
Alchemilla mollis
Rozenfamilie
---------------------------------------------------------------
Wie de kleine groengele bloemen van de fraaie vrouwenmantel bekijkt, zal niet meteen aan een roos denken en nog minder aan een appel- of perenboom. Toch zijn dat ook leden uit de rozenfamilie, een grote plantenfamilie die een enorme verscheidenheid van vormen vertoont.
Het geslacht Alchemilla, vrouwenmantel, heeft enkele soorten die in Nederland in het wild voorkomen. Deze wilde soorten zullen we niet in de stad aantreffen.
De fraaie vrouwenmantel, Alchemilla mollis, die we wel regelmatig tegenkomen, komt oorspronkelijk uit Zuidoost Europa en aansluitend Azië. Hij is hier geïntroduceerd als sierplant en inmiddels zeer populair. Omdat de plant gemakkelijk uit de tuin ontsnapt en verwildert, is het een echte stadsplant geworden. Vooral langs muurtjes van voortuinen en in brandgangen is hij te vinden.
De bloemen hebben geen kroonbladeren maar alleen vier kelk- en vier bijkelkbladeren die ongeveer even lang zijn. Daardoor lijken ze op sterretjes met acht punten. Op zich zijn de bloemen niet opvallend mooi maar eenmaal vol in bloei hangt er een geelgroen waas overheen.
De bladeren hebben een specifieke vorm, ze zijn rond met in het midden een soort kommetje. Daarin blijven regen- en dauwdruppels staan. De fragiele dunne haren op het blad zorgen voor een ‘zwevend’ effect van de druppels. Fascinerend om te zien, vooral in de vroege morgen, als de dauwdruppels als parels op het blad liggen. Het geeft de plant een extra cachet (zie foto 3).
De geslachtsnaam ‘Alchemilla’ heeft met dit zwevende druppeleffect te maken. De naam is terug te voeren op het Arabische woord ‘alkemelyeh’ dat ‘kleine toverachtige’ betekent. Alchemisten, voortdurend op zoek naar stoffen om goud uit te maken, verzamelden de dauwdruppels, die ze als het puurste hemelwater beschouwden.
De soortaanduiding ‘mollis’ betekent ‘zacht’.
Voor de Nederlandse naam vrouwenmantel zijn twee verklaringen in omloop. De eerste gaat er van uit dat de plant aan een vrouwelijk persoon is opgedragen wegens de geneeskrachtige werking voor vrouwen. Met de komst van het Christendom was dat Maria, de mantel van Maria dus.
Een tweede verklaring gaat uit van de schoudermantels die vrouwen in een ver verleden droegen.
De vorm van het blad zou op zo’n mantel lijken.
Aan de bladeren werden geneeskrachtige eigenschappen toegeschreven, een aftreksel daarvan zou helpen bij menstruatieproblemen. Nog steeds speelt vrouwenmantel een belangrijke rol in de alternatieve geneeskunde, nu als middel om de gewrichten soepel te houden.
Bloem | Klein, groengeel, zonder kroon. Ze hebben vier kelk- en vier bijkelkbladeren. Samengestelde, bebladerde bloeiwijzen. |
Hoogte | 0,10 – 0,90 m. |
Bloeitijd | April – november. |
Blad | De grote rozetbladeren zijn lang gesteeld, rond, grijsgroen, gekarteld en aan beide zijden dicht behaard met lange afstaande haren. Ze vormen een soort bekken waarin zich in het midden dauw of regenwater verzamelt. Zie foto 3. De stengelbladen zijn bijna niet gelobd. |
Stengel | Dicht bezet met afstaande haren. |
Vruchten | Eenzadige dopvrucht. |
Overig | Vaste plant. Een houtige, voor een deel boven de grond kruipende, wortelstok. |
Standplaats | Op beschaduwde plaatsen in parken, op kerkhoven, in gazons, op dijken, aan boswegen; ook in de duinen. |
In Breda | In brandgangen en tussen stoeptegels bij voortuinen. |
Vergelijk | In de stedelijke omgeving komt alleen de fraaie vrouwenmantel voor. In het buitengebied van Breda kan kale vrouwenmantel (Alchemilla glabra) aangetroffen worden. |