Europese hanenpoot
Echinochloa crus-galli
Grassenfamilie
---------------------------------------------------------------
Europese hanenpoot is een forse grassoort, die gedijt op zeer voedselrijke plaatsen. We vinden hem vooral op en langs maisakkers, maar ook in de goot in de stad. Overal waar concentraties van mest- en afvalstoffen ontstaan, is de hanenpoot te verwachten. Deze soort is al 6 tot 7 duizend jaar geleden met de vroege landbouwers uit het Midden-Oosten meegekomen. Hij heeft niet alleen Europa, maar ook de rest van de wereld veroverd. Het is een gevreesd onkruid in de akkerbouw, als snel groeiende, overheersende plant.
Hanenpoot is een éénjarige, polvormende plant, die bloeit van juli tot in oktober. Het is een variabele plant, soms laag, soms hoog, tot wel meer dan 1 meter. Hij kiemt pas als de bodemtemperatuur boven 10°C komt, maar de zaden kunnen de strengste winters overleven.
Hij behoort tot de onderfamilie ‘gierstachtige grassen’, net als bv. naaldaarsoorten en wilde sorgo.
Grassen hebben gewoonlijk een of meer vliesjes op de overgang van bladschede naar bladschijf : ‘tongetjes’ en ‘oortjes’. De hanenpoot heeft alleen een bruine ring. De bladschijf kan tot 2 cm breed zijn en heeft een doorzichtige middennerf, zie foto 3. De bladeren en stengels zijn glad en onbehaard, alleen op de stengelknopen groeit een bosje haartjes. De meeste bladeren hebben aan één zijde een rimpeling. De voet van de plant is paarsrood aangelopen.
De bloeiwijze bestaat uit een grote pluim met in een plat vlak schuin afstaande zijtakken, dus niet rondom de stengel. Hieraan dankt de plant de naam ‘hanenpoot’. De bloeiwijze is groen tot paarsbruin van kleur, zie foto 1. De kafjes hebben naalden van verschillende lengte, tot wel 2 cm lang, zie foto 4.
De geslachtsnaam ‘Echinochloa’ betekent ‘egelgras’, van echinos = egel en chloa = gras. De soortaanduiding ‘Crus-galli’ komt van crus = poot, en galli komt van gallus=haan. De Nederlandse naam is daar dus de letterlijke vertaling van. Zowel de geslachtsnaam als de soortaanduiding slaan op de stevige naalden in de aar. Die riepen het beeld op van een egel dan wel van de sporen van een hanenpoot.
In Oost-Azië is een cultuurvorm gekweekt, die snel groeit en grote zaden vormt. Deze kan anderhalve maand na zaaien worden geoogst als een goed bruikbaar graan.
Bloem | Kleine grasbloempjes, met lange kafnaalden, in stijve, grove pluim.Zie foto 2. |
Hoogte | 0,1 – 1,2 m. |
Bloeitijd | Juli tot oktober. |
Blad | Onbehaard, tot 2 cm breed, met doorzichtige middennerf, variabele lengte. Zie foto 3. |
Stengel | Vertakt, rond, hol, met knopen, onbehaard. |
Vruchten | Klein, lijken groter doordat vruchtje en kafje vergroeid zijn. |
Overig | Eenjarige plant, pol zonder uitlopers. |
Standplaats | Voedselrijke plaatsen in bermen, akkers en moestuinen. |
In Breda | In de stad in open plekjes tussen bestrating, bij straatmeubilair, in plantsoenen en op braakliggende terreinen. |
Vergelijk |
Stekelige hanenpoot (Echinochloa muricata), deze komt voornamelijk in de stad voor en lijkt zeer sterk op de Europese hanenpoot. De bladschijf is bij de Europese hanenpoot scherp gescheiden van de bladschede; dat is bij de stekelige niet het geval. |