Kropaar

Kropaar
Dactylis glomerata
Grassenfamilie
---------------------------------------------------------------
Grassen zijn meestal moeilijk van elkaar te onderscheiden….. allemaal groene sprieten! Maar sommige grassoorten hebben opvallende kenmerken, waardoor ze best goed herkenbaar zijn. Eén daarvan is de kropaar.
De naam krop – aar zegt het al, dit gras bloeit met dikke, plompe bloeiaartjes – eerder propjes, die aan een wijd vertakte grashalm groeien.
De geslachtsnaam ‘Dactylis’ betekent vingervormig. Deze naam heeft betrekking op de vertakkingen van de bloeiwijze, maar is ongelukkig gekozen. Er zijn grassen die dat veel duidelijker laten zien. De soortaanduiding ‘glomerata’ betekent ‘in een kluwen’. Voor en na de bloei vouwen de bloeiaartjes zich dicht tegen de stengel aan.

Kropaar is een tamelijk grof gras met grijsgroen blad. Het vormt stevige pollen, die meer jaren kunnen blijven groeien en bloeien. Het is een goed voedergras in weilanden, maar van mindere kwaliteit dan de zogenaamde raaigrassen. Jong en mals wordt het door het vee graag gegeten, maar in de loop van de zomer worden de ouderwordende pollen overgeslagen. Het blad gaat steeds ruwer aanvoelen en koeien weten het zelfs met hun vier magen niet meer te verteren.
In de winter blijven de kropaarpollen groen en in milde jaren presteren ze het wel om jaarrond bloeistengels te produceren, maar dat leidt zelden tot echte bloei. De hoofdbloei valt in mei en juni.

Dit gras groeit niet alleen in weilanden, maar neemt ook met meer karige omstandigheden genoegen. Er is geen berm zonder kropaar. Zelfs in de schaduw van bomen en struiken groeit het volop. Het werd daarom vroeger ook wel boomgaardgras genoemd. Maar ook heel wat lantaarnpalen, bushokjes en brievenbussen worden door een pol kropaar gezelschap gehouden.

Niet alleen vee eet gras, er leven ook veel vlinderrupsen op. Je ziet ze niet zo gemakkelijk, want ze zijn vrijwel allemaal net zo grasgroen als hun voedselplant. Ze worden dus meestal over het hoofd gezien en dat is precies wat ze willen. Op kropaar leven de rupsen van verschillende soorten zandoogjes en dikkopjes. Dit zijn tamelijk kleine dagvlinders. Ook enkele bladwespensoorten leggen hun eitjes op kropaar. De larven worden bastaardrupsen genoemd. Ze lijken sterk op vlinderrupsen, maar hebben meer pootjes.

Bloem Afgeplat aartje groen of paars getint met 2-5 bloemen. Zie foto 3. Aartjes in karakteristieke kluwens aan het eind van pluimtakken. Zie foto 1 en 2.
Hoogte 0,30 – 0,90 m.
Bloeitijd Mei – augustus.
Blad Enkelvoudig lijnvorming blad met gave rand en spitse top en parallel lopende nerven. Grijsgroen. Bladscheden ruw.
Stengel Rechtop staand, glad en kaal. De stengel is hol. Rolrond maar soms ook scherp tweekantig.
Vruchten Klein, lichtbruin en langwerpig.
Overig Vormt dichte zoden, groeit in pollen zonder uitlopers. Zie foto 4. Vaste plant.
Standplaats Zeer algemeen voorkomend in voedselrijke vochtige grond.
In Breda Vooral in bermen en taluds langs de singels.
Vergelijk Kan nauwelijks met andere grassoorten worden verward.

 

Een samenwerking van IVN Mark&Donge en KNNV Breda