Klein hoefblad

Klein hoefblad
Tussilago farfara
Composietenfamilie
---------------------------------------------------------------
De bloemstengels van klein hoefblad steken al in februari het kopje op. Met zijn stralende zonnetjes is het een van de eerste voorjaarsboden van onze flora. Het blad verschijnt pas later, dat maakt de plant tot een zogenaamde ‘naaktbloeier’. Nadat de bloemen uitgebloeid zijn en de vruchten uit de pluizenbol weggewaaid, verwelken de bloemstengels en groeien de bladeren uit. In augustus vormen zich knoppen in de bladoksels. Als het blad in het najaar afsterft, gaan de knoppen ondergronds. In het voorjaar ontwikkelen zich hieruit de nieuwe bloeistengels.
Zaden die terecht komen op  braakliggende en omgewerkte plekken of op stortplaatsen maken een goede kans om het volgende voorjaar tot een bloeiende plant uit te groeien. Klein hoefblad is daarmee een echte stadsplant geworden want in een stad wordt er altijd wel ergens gegraven, gestort of gesloopt. In en na de Tweede Wereldoorlog waren de puinhopen van de verwoeste steden bedekt met klein hoefblad.

De Romeinen kenden de plant al als hoestverdrijver. De Romeinse schrijver Plinius gaf de raad om de bladeren te roken en de rook in te ademen om hoesten tegen te gaan. De bladeren bevatten slijmoplossende en ontstekingsremmende stoffen.
De geslachtsnaam verwijst naar dit gebruik. In het Latijn is ‘tussis’ hoesten en ‘agere’ verdrijven.
De soortaanduiding ‘farfara’ verwijst naar de onderkant van de bladeren die er uit zien alsof ze met meel bestoven zijn. ‘Far’ is meel in het Latijn en ‘fara’ betekent dragen.
Ook in onze streken was de hoestwerende werking bekend. Er bestaan vele volksnamen die daarop wijzen. De volksnaam voor klein hoefblad in Breda en omgeving is ‘hoestblad’. Het gebruik in kruidenmengsels is inmiddels verboden omdat er ook schadelijke stoffen in de plant aanwezig zijn. In Nederland is hoestblad niet de officiële naam van de plant geworden maar hoefblad. Die naam verwijst naar het blad dat met enige fantasie op een paardenhoef lijkt.

Bloem Goudgeel hoofdje met buisbloemen en straalbloemen. Elke bloemstengel draagt één bloemhoofdje. Zie foto 1.
Hoogte 0,07 – 0,25 m.
Bloeitijd Februari – april.
Blad 20 -30 cm breed, rondachtig met hartvormige voet. Bladrand hoekig met ongelijke tanden. Onderkant witviltig behaard. Zie foto 3.
Stengel Bezet met groenachtig-paarse schubben.
Vruchten Cilindervormige nootjes in een bolronde pluizenbol. Zie foto 2.
Overig Kruipende wortelstok met lange uitlopers. Overblijvende plant.
Standplaats Kale plekken, niet te nat en voedselrijk. Pionier, niet bestendig.
In Breda Geen vaste plek aan te geven. Vaak als eerste op plekken waar kale grond ligt na sloop.
Vergelijk Niet met andere composieten te verwarren.

 

Een samenwerking van IVN Mark&Donge en KNNV Breda