Gewone smeerwortel

Gewone smeerwortel
Symphytum officinale
Ruwbladigenfamilie
---------------------------------------------------------------
De naam van deze plant klinkt niet echt lekker. Het woord ‘smeer’ heeft een onprettige klank. Denk maar aan ‘smerig’. Toch is deze plant niet vies. Het plukken ervan levert hooguit een kriebelig gevoel op. Dat komt door de vele ruwe haartjes waar de plant grotendeels mee bedekt is.
De violette bloemen zijn klokvormig en zitten opgerold. Ze komen van onderaf in bloei.
De gewone smeerwortel vormt grote, glanzend bruine nootjes met een vlezig aanhangsel, het mierenbroodje. Mieren zijn daar gek op en verzamelen de zaden en zo worden deze door mieren verspreid.
Voor de bestuiving zijn vooral hommels verantwoordelijk. Soms vindt daarbij nectardiefstal met inbraak plaats. De hommel maakt dan een klein gaatje aan de zijkant van de kroonbuis en zuigt daardoor de nectar op. Op deze manier vindt er geen bestuiving plaats omdat de hommel niet in contact komt met meeldraden en stamper.

In sommige kringen wordt smeerwortel als voedsel gebruikt. De jonge uitlopers worden verwerkt in salades, in soep, in een omelet of in een stoofpot.
De gewone smeerwortel is vooral bekend als geneeskrachtig kruid. Een gomachtig bestanddeel van de penwortel is sinds de oudheid in gebruik als heelmiddel voor wonden en breuken. Aan dit gebruik heeft de smeerwortel zijn naam te danken. De plant dient ook wel voor inwendig gebruik bij diarree, bronchitis en maag- en darmbloedingen.
De wetenschappelijke naam, Symphytum officinale, duidt dan ook op medicinale toepassingen. ‘Symphytum’ betekent ‘samengroeien’ en dat geldt vooral voor gebroken beenderen. De Engelsen noemen haar dan ook wel ‘knitbone’. ‘Officinale’ wil zeggen ‘uit de apotheek’.
Oude volksnamen duiden ook op een genezende werking: heelwortel en wondwortel.
Uit Ulvenhout is de volksnaam ‘vetwortel’ bekend en uit Breda ‘scheurwortel’.

Bloem De bloemen staan dicht opeen in een schicht met opgerolde top. De kroonbuis is klokvormig. Zie foto 2. De kleur is meestal vuilpaars of violet. Ook wel roze of wit. Kelk half zo lang als de bloemkroon.
Hoogte 0,30 – 1,00 m.
Bloeitijd April – augustus.
Blad Ei- tot lancetvormig, ruw van de stijve haren. Zie foto 3.
Stengel Stevig, hol, van onderaf vertakt en bezet met stijve haren.
Vruchten Glanzende, bruine gladde nootjes. Zie foto 4.
Overig Loodrechte dikke wortel met veel slijmstoffen. Vaste plant.
Standplaats Vochtige voedselrijke grond aan oevers, in loofbossen, op dijkhellingen.
In Breda Langs de oevers van Mark en Aa of Weerijs.
Vergelijk Is niet te verwarren met een andere plant.

 

Een samenwerking van IVN Mark&Donge en KNNV Breda