Gele lis

Gele lis
Iris pseudacorus
Lissenfamilie
------------------------------------------------------------
De lissenfamilie omvat wereldwijd zo’n vijftienhonderd tot tweeduizend soorten. Daaronder veel bekende sierplanten zoals crocus, gladiool en freesia.
In Nederland is van de lissenfamilie alleen de gele lis inheems. Hij groeit in ondiepe oeverzones van vijvers, singels en beken en andere waterlopen.

Ook de gele lis kan een stadsbewoner zijn als hij tenminste permanent met de voeten in het water kan staan. Met een hoogte van soms meer dan een meter en de grote, bijzonder gevormde gele bloemen is het een opvallende plant. We treffen hem vaak aan in een fraaie kleurencombinatie met andere planten die van een vochtige standplaats houden zoals kattenstaart, harig wilgenroosje, grote wederik, watermunt, moerasvergeet-me-nietje en grote egelskop.

De bloemen van de gele lis worden tot wel 10 cm in doorsnee. Bijzonder is, dat de drie boven de bloem uitstekende, gerafelde blaadjes geen bloemblaadjes zijn, maar stijltakken. Ze zijn bladachtig verbreed en staan schuin omhoog. Aan het uiteinde hebben ze twee lobben waartussen de stempel zit. Bij geen enkele andere plant worden deze stijltakken zo groot, ze zijn zelfs groter dan de drie opstaande bloemblaadjes. Het lijkt hierdoor, of de bloemen negen bloembladen hebben.

De nectar zit diep verscholen. Alleen insecten met een zuigbuis van meer dan een cm lang kunnen erbij komen. De gele lis wordt daarom meestal bestoven door hommels, maar ook wel door zweefvliegen. Ze worden naar de nectar geleid door het ‘honingmerk’, een patroon van fijne bruine streepjes op de drie grote kroonbladeren.

De ronde, afgeplatte zaden van 7 mm doorsnee, hebben een kurkachtig laagje met veel luchtkamertjes. Hierdoor blijven ze maandenlang op het water drijven en kunnen dus op grote afstand van de moederplant terecht komen.

De wetenschappelijke geslachtsnaam  komt waarschijnlijk van ‘Iris’ dat ‘regenboog’ betekent vanwege de vele uiteenlopende kleuren die de soorten van dit geslacht vertonen of omdat de buitenste bloembladen net als een regenboog sierlijk gebogen zijn.
De soortaanduiding ‘pseudoacorus’ betekent ‘onechte kalmoes’ vanwege de gelijkenis met de bladen van de kalmoes (Acorus calamus).
De Nederlandse naam ‘lis’ is een zeer oud woord en betekent waarschijnlijk ‘modder’ het verwijst naar de standplaats.

Bloem Drietallig, met 3 grote, hangende en 3 kleine, opstaande  bloembladeren. Zie foto 2. Stijl met drie takken.
Hoogte Tot meer dan 1 m.
Bloeitijd Mei – juli.
Blad Lang, recht, parallelnervig, ca. 2cm breed, zwaardvormig.
Stengel Bloeistengel rolrond, hoofdas met enkele zijassen.
Vruchten Driehokkige, langwerpige doosvrucht – zie foto 3, waarin vele schijfvormige zaden dicht opeen gepakt zijn.
Overig Overblijvende plant met dikke wortelstokken.
Standplaats In de oeverzone van allerlei wateren met voedselrijke bodem.
In Breda Aan vijvers, singels, beken.
Vergelijk Niet te verwarren met andere waterplanten.

 

Een samenwerking van IVN Mark&Donge en KNNV Breda