Akkerdistel

Akkerdistel                                   
Cirsium arvense
Composietenfamilie
---------------------------------------------------------------
De akkerdistel ziet er onvriendelijk uit: star, stijf en stekelig. Maar de bloemhoofdjes maken veel goed, ze geuren zoet en lokken veel insecten. Ze bestaan alleen uit buisbloempjes. De akkerdistel behoort tot het geslacht vederdistels. Als u wilt weten waarom ze zo heten, moet u maar eens een zaadpluisje tegen het licht houden.
De naam doet vermoeden, dat we deze plant op akkers moeten zoeken, maar hij groeit eigenlijk overal waar zijn zaadjes terechtkomen. Hij houdt echter niet van schaduw. Tuiniers en landbouwers zien de akkerdistel als een lastig onkruid.
Op een diepte van 10 tot 20 cm spreidt zich een sterk vertakt wortelstelsel uit. Sommige wortels gaan meters diep de grond in. De wortels breken gemakkelijk af en elk stukje, zelfs van minder dan 1 cm groot, kan tot een nieuwe plant uitgroeien. Hij kan zelfs door asfalt heengroeien. Het volgende rijmpje geeft aan, hoe moeilijk deze plant in toom te houden is:
    Distels breken is distels kweken,
    Distels maaien is distels zaaien,
    Distels trekken is distels stekken,
    Maar distels laten staan,
    Is distels laten vergaan !

Het enige waar distels niet tegen kunnen, is rust. Enige jaren rust…, dat wel!

De wetenschappelijke naam ´Cirsium´ komt van het Griekse kirsion, waarmee een distelsoort werd aangeduid, die als geneesmiddel tegen spataderen, kirsoi, werd gebruikt. ´Arvense´ betekent: van de akker.
Wie ondanks de vele stekels wel van distels houden, zijn geiten en ezels. En vele insectensoorten. Op de lila-roze bloemhoofdjes zijn bijen, hommels, vlinders, wantsen, kevers en zweefvliegen te vinden. De mooie distelvlinder is een bekende bezoeker. Deze vlinder komt elk jaar vanuit Noord-Afrika naar noordelijk Europa. In de zomer kunnen ze zich hier wel voortplanten, hun rupsen zijn o.a. op de akkerdistel te vinden. De winter overleven ze niet.
In de nazomer zien we veel vogels op de zaadpluizen van distels fourageren, vooral putters, kneutjes en sijsjes. Ook mezen zijn dol op de oliehoudende zaadjes, maar ook op de insecten en hun larven, die in de bloemhoofdjes leven. Distels zijn een leefwereldje op zichzelf.

Bloem Lichtpaarse hoofdjes van 2 tot 3 cm doorsnee. Deze hoofdjes staan in een schermvormige pluim. Planten meestal tweehuizig. De mannelijke hoofdjes groter dan de vrouwelijke. Zie foto 2.
Hoogte 0,60 – 1,20 m.
Bloeitijd Juni – september.
Blad Lancetvormig, bochtig en gekroesd, met stekelige rand.
Stengel Gegroefd, soms gedeeltelijk met stekelige lijsten, soms ongestekeld.
Vruchten Een nootje met talrijk wit vruchtpluis. Zie foto 3.
Overig Vertakt wortelstelsel met veel uitlopers. Vaste plant.
Standplaats Open plekken met voedselrijke, omgewoelde grond.
In Breda Overal op braakliggende grond en in bermen.
Vergelijk Lijkt op een distel met de naam kale jonker (Cirsium palustre). Bij deze is de stengel tot bovenaan stekelig gevleugeld. Deze staat doorgaans in een vochtiger omgeving.

 

Een samenwerking van IVN Mark&Donge en KNNV Breda